De vrijspraak. It ain’t over untill the fat lady sings!
Voor menig ondernemer is het strafrecht als ondernemersrisico nog steeds een ver van mijn bed show. Strafrechtelijke risico’s voor een ondernemer zijn evenwel niet te verwaarlozen en loeren vaak gewoon om de hoek. Recent nog werd een onderneming vervolgd voor de correctionele rechtbank voor het onopzettelijk toebrengen van slagen en verwondingen aan een toevallige voorbijganger die een losgekomen werfafsluiting tegen het hoofd had gekregen.
De advocaten van de onderneming zorgden er in de eerste plaats voor dat de verzekeraar van de ondernemer in elk geval in de procedure werd betrokken middels een vordering tot dekking en vrijwaring. Dit voor het geval de onderneming zou veroordeeld worden want ook de strafrechtelijke verdediging werd door de raadslieden van de onderneming op hun genomen. Met succes want de rechter sprak de onderneming vrij in eerste aanleg.
Ingevolge de vrijspraak op strafrechtelijk gebied verklaarde de rechtbank zich vervolgens onbevoegd om zich uit te spreken over de vordering tot dekking en vrijwaring nu deze vordering zich situeert op burgerrechtelijk gebied.
De burgerlijke partij was natuurlijk niet tevreden en stelde hierop hoger beroep in tegen de vrijgesproken onderneming. Hier lieten de raadslieden van de onderneming evenwel een steek vallen door na te laten om ook voor de onderneming hoger beroep in te stellen tegen diens verzekeraar. Zodoende kon de verzekeraar niet meer worden aangesproken tot dekking.
Tot overmaat van ramp werd de vrijspraak door de beroepsrechter hervormd! De onderneming werd in graad van beroep veroordeeld én aansprakelijk geacht waardoor deze gehouden was tot betaling van een schadevergoeding aan de burgerlijke partij van meer dan één miljoen euro nu het slachtoffer 100% blijvend arbeidsongeschikt werd bevonden.
De raadslieden van de onderneming poogden nog de meubels te redden door de verzekeraar te dagvaarden voor de burgerlijke rechtbank voor het verlenen van dekking. Zij waren immers van mening dat de burgerlijke rechter de vordering nog kon beoordelen nu er nog niemand had geoordeeld over de vordering tot dekking. Inderdaad, de eerste correctionele rechter had zich dienaangaande onbevoegd verklaard.
De verzekeraar wierp evenwel op dat aan het eerste vonnis van de correctionele rechtbank “gezag van gewijsde” kleefde. In het kort houdt dit in dat een rechter niet meer kan oordelen over de grond van een eis wanneer een andere rechter reeds een definitief oordeel heeft gevormd omtrent de grond van deze eis en volgens de verzekeraar was er sprake van een dergelijk oordeel door de eerste correctionele rechter ingevolge het gebrek aan tijdig hoger beroep door de onderneming tegen haar verzekeraar.
In deze discussie gevoerd voor de burgerrechtelijke rechtbank in eerste aanleg en het Hof van Beroep, trokken de raadslieden van de onderneming uiteindelijk aan het kortste eind. Er werd immers geoordeeld dat de onbevoegd verklaring door de strafrechter weldegelijk een beslissing over de zaak zelf inhoudt, met name dat vermits de strafrechtelijke fout niet bewezen is, de burgerlijke vordering die daarop geënt is, bij afwezigheid van die strafrechtelijke fout, niet gegrond is. Het logische gevolg daarvan is dat ook de vordering tot dekking en vrijwaring jegens de verzekeraar ongegrond is.
Laat u dus niet verblinden door de roes van een gewonnen veldslag en wees aandachtig voor de resterende valkuilen.
An Deprez
Stéphanie Van den Broeke