Gelijktijdige maneuvers
Art. 12.4. van de Wegcode bepaalt dat een bestuurder die een manoeuvre wil uitvoeren, voorrang dient te verlenen aan de andere weggebruikers. Als manoeuvres worden onder meer beschouwd: van rijstrook veranderen, van file veranderen, de rijbaan oversteken, een parkeerplaats verlaten, een parkeerplaats oprijden, uit een aanpalende eigendom komen, van de zijberm gereden komen, uit een niet-openbare weg gereden komen, rechtsomkeer maken, achteruit rijden,…
De rechtsleer en de rechtspraak aanvaarden doorgaans dat de verplichting om voorrang te verlenen ten gevolge van een manoeuvre, slechts geldt ten aanzien van een bestuurder die zelf geen manoeuvre uitvoert.
Voormelde bepaling regelt niet de wederzijdse verplichtingen van bestuurders die beiden een manoeuvre uitvoeren. Deze wederzijdse verplichtingen worden geregeld door andere bepalingen van de Wegcode. In deze hypothese (gelijktijdige manoeuvres) wordt bij voorkeur de voorrang van rechts toegepast (art. 12.3.1. van de Wegcode), vooral wanneer het niet mogelijk is vast te stellen dat een van beide bestuurders zijn manoeuvre “lang” heeft aangevangen vóór de andere.
Dit standpunt werd recent nogmaals bevestigd in een arrest van de 2de kamer van het Hof van Cassatie dd. 17 september 2019 (P.19.0430.N).
De toepassing van de voorrang van rechts kan in dergelijke gevallen vaak moeilijkheden opleveren.
Een veelvoorkomend geval is dit van twee voertuigen die schuin tegenover elkaar geparkeerd staan op een parking van een warenhuis, en achteruit rijdend elk hun parkeerplaats verlaten.
Volgens het overgrote gedeelte van de rechtspraak dient daarbij niet de stand van de bestuurders in overweging te worden genomen, doch wel de door de beide voertuigen gevolgde richting. Dit kan soms tot verrassende resultaten aanleiding geven bij de beoordeling van de aansprakelijkheid.